Autorijden over besneeuwde of gladde wegen kan behoorlijk verraderlijk zijn. Zes tips voor rijden bij gladheid.
1. Houd afstand
Zorg voor extra ruimte op de weg vóór je. Die paar meter extra geeft je meer tijd om te reageren op onverwachte gebeurtenissen. Maakt je voorganger een noodstop, dan heb je een paar tellen extra om (beheerst) te remmen. En – niet onbelangrijk – degene achter je ook. Ga niet op iemands bumper hangen omdat je haast hebt. Bij invoegen geldt hetzelfde. Neem de tijd en de ruimte om rustig, met gepaste snelheid in te voegen.
2. Kijk ver voor je uit
Kijk vér voor je uit, dan stuur je meestal vanzelf in de goede lijn. En ook dat gaat beter als je niet te dicht achter je voorganger rijdt. Het lijkt misschien niet nodig, die extra tijd. Maar iedere seconde én meter telt als je onverwachts in een slip terechtkomt.
3. Trek rustig op
Soms is optrekken vanuit stilstand al meteen een uitglijder. Voor je het weet graven de slippende banden zich dieper in de sneeuw en komt de auto helemaal niet meer van zijn plek. Wegrijden in z’n twee kan helpen. Geef weinig gas en laat de koppeling heel rustig opkomen. Dat kan ook prima in de eerste versnelling. Probeer al je handelingen beheerst en rustig te doen. Stuur gelijkmatig, rem niet abrupt. Stuur bochten niet te scherp in. Veiligheidssystemen als ESC (ESP) kun je bij optrekken vanuit stilstand op gladde ondergrond soms beter even uitschakelen. Ze kunnen het wegrijden in de sneeuw juist bemoeilijken. Zet – zodra je rijdt – ESC (ESP) direct weer aan!
4. Remmen: soms hard
Moet je een noodstop maken, dan wil je dat het ABS (antiblokkeersysteem) optimaal functioneert. Ga dus niet steeds ‘pompend’ remmen. ABS werkt alleen als je de remdruk hoog houdt. Trap – bij voorkeur tegelijkertijd – hard op de rem en de koppeling. Schrik niet als je rempedaal gaat trillen of als je rare geluiden hoort. ABS zorgt ervoor dat je wielen blijven draaien (anti-blokkeren dus). Daardoor kun je blijven sturen als dat nodig is.
5. Remmen: soms juist niet
Soms kun je bij gladheid beter helemaal niet remmen. In bochten bijvoorbeeld. Laat het gas op tijd los om vaart te minderen, ruim voor de bocht. Geef bij gladheid pas weer gas als je de bocht uit bent. Mocht je de bocht toch niet goed hebben ingeschat en zie je de vangrail op je afkomen, blijf dan vooral kalm. Gooi het stuur niet ineens om. Je kunt de auto beter laten glijden langs de vangrail en rustig je stuur in de juiste rijrichting draaien. Zodra je weer grip hebt, ga je vanzelf weer de goede kant op. Langs de vangrail glijden is onplezierig, maar kan ook helpen je auto weer in het juiste spoor te krijgen. Het stuur omgooien en aan de andere kant van de weg terechtkomen, misschien wel tegen een boom of tegenligger, dat wil je zeker niet.
6. Blijf alert, ook mét winterbanden
Winterbanden zijn geen totaaloplossing voor winterse problemen. Als je twee keer zo hard rijdt, is je remweg normaal gesproken vier keer zo lang. Bij gladheid wordt dat nog versterkt. Winterbanden mogen een kortere remweg hebben dan zomerbanden, als je hard rijdt wordt dat effect volledig opgeheven.
Fabeltje: de bandenspanning verlagen zou helpen bij gladheid. De banden maken daardoor meer contact met de weg en dat zou moeten resulteren in extra grip. Helaas: te slappe banden gaan ten koste van de stabiliteit. De zachtere structuur van winterbanden verergert dat alleen maar. Om winterbanden optimaal te laten functioneren, is de juiste bandenspanning nóg belangrijker.
Bron: www.anwb.nl/verkeer/veiligheid/tips-rijden-bij-gladheid