Het CBR stelt het gebruik van mondkapjes tijdens de rijles verplicht. Geen mondkapje gedragen? Dan ook geen praktijkexamen. Luc Delahaye van uw advocaten zocht op verzoek van vakblad RijschoolPro uit of een dergelijke verplichting juridisch wel toelaatbaar is. Zijn conclusie: het CBR doet er verstandig aan gas terug te nemen.

Nu de tweede golf van het coronavirus (helaas) een feit is, schieten de maatregelen evenals in maart en april van dit jaar opnieuw als paddenstoelen uit de grond. Het belang van het nemen van deze maatregelen is evident en het is dan ook weinig verrassend en alleszins begrijpelijk dat er, – ook door het CBR, – maatregelen worden genomen.

Naast de 1,5-metersamenleving die voorlopig realiteit blijft, het tijdelijk sluiten van de horeca, de dringende adviezen van de overheid, etc., is ook de invoering van een mondkapjesplicht nabij. Een wettelijke verplichting tot het dragen van mondkapjes is er echter (nog) niet. Het CBR wenst klaarblijkelijk dan ook al vooruit te lopen op die wettelijke verplichting. Maar mag het CBR als overheidsinstelling dat wel?

Wettelijk uitgangspunt: de Grondwet

De Grondwet bepaalt in artikel 10 en 11 dat eenieder recht heeft op eerbiediging van zijn/ haar persoonlijke levenssfeer, alsmede op onaantastbaarheid van zijn / haar lichaam. Het verplichten van iemand tot het dragen van een mondkapje levert een inbreuk op deze grondrechten op.

De overheid en overheidsinstellingen (zoals het CBR) dienen deze grondrechten te respecteren en mogen hierop dan ook géén inbreuk maken, tenzij een zogenaamde ‘“wet in formele zin’” dit mogelijk maakt. Een wet in formele zin is een wet die goedgekeurd is door de regering en Staten-Generaal en daar gaat dan ook de nodige tijd overheen.

Mocht u zich overigens afvragen waarom het gebruik van mondmaskers in het openbaar vervoer wel al verplicht is, dan geldt dat betoogd kan worden dat die wettelijke grondslag er wel is, omdat er een wettelijke regeling bestaat met betrekking tot het openbaar vervoer.

Voor inbreuk op een grondrecht is dus een zware wetgevingsprocedure vereist, alvorens een dergelijke verstrekkende maatregel kan worden ingevoerd door de overheid. Dit natuurlijk ook niet zonder reden, daar de wetgever het (terecht) van groot belang heeft geacht deze grondrechten te waarborgen.

Het is dan ook niet voor niets dat de regering – die voornemens is een algehele mondkapjesplicht in te voeren in de openbare ruimte – niet tot het invoeren van een dergelijke verplichting is overgegaan en enkel heeft gekozen voor een dringend (en dus niet bindend) advies. In dat licht is het vreemd te noemen dat een andere (lagere) overheidsinstelling thans al bindende maatregelen voorschrijft.

Mondkapje tijdens het rijexamen

Voorgaande overwegingen roepen, zoals gezegd, de (rechts)vraag op of het CBR deze eisen wel kan stellen. Er kan immers gesteld worden dat de regels die zij stelt in strijd zijn met de Grondwet en op die basis getracht kunnen worden het CBR te dwingen de grondrechten te respecteren / na te leven en de mondkapjesverplichting mitsdien af te schaffen. De kans dat dit een beroep op afschaffing van de verplichting tijdens rijexamens succesvol is acht ik evenwel beperkt.

Tegen het voorgaande kan namelijk ingevoerd worden dat het CBR beheerder is van haar gebouwen – en op het moment van het examen ook beheerder is van de lesauto – en in dat kader eisen mag stellen in die gebouwen en auto’s ten aanzien van het gedrag van mensen. Dat betekent dat zij van mensen óók mag verlangen dat zij een mondkapje moeten dragen.

Daar komt bij dat het CBR natuurlijk óók een werkgever is van o.a. de examinatoren en in dat kader – onder andere op grond van de Arbowet – gehouden is de veiligheid op de werkvloer voor haar werknemers te garanderen. Nu in een auto (vrijwel) onmogelijk de 1,5- meter regel nageleefd kan worden én er een dringend advies van de overheid is opgelegd om mondkapjes te dragen wanneer die regel niet nageleefd kan worden, geldt dat de maatregel van het CBR als werkgever alleszins begrijpelijk is.

Geconcludeerd kan dan ook worden dat het besluit van het CBR om mondkapjes te moeten dragen in het examenvoertuig en in haar gebouwen naar alle waarschijnlijkheid de toets der kritiek wel kan doorstaan. Weliswaar beperkt het CBR daarmee wel de grondrechten van de burger, maar handelt zij
op dat moment als beheerder van het gebouw en/of de auto en in haar hoedanigheid als werkgever.

Uitzonderingen?

De vraag die vervolgens opdoemt is of het CBR altijd het gebruik van een mondkapje kan verplichten tijdens de examens. Het antwoord op deze vraag is ontkennend.

Als bestuursorgaan is het CBR gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en zal zij zorgvuldig dienen te handelen en steeds een zorgvuldige belangenafweging moeten maken. Dit brengt met zich mee dat indien en voor zover er goede gronden zijn waarom een leerling of rij instructeur geen mondkapje kan dragen (bijvoorbeeld vanwege medische bezwaren) dat het CBR mogelijk een uitzondering zal moeten maken op deze regel. Overigens blijkt uit de site van de Rijksoverheid ook dat uitzonderingen mogelijk moeten zijn. Daar wordt immers geschreven: “Mogelijk kunt u om een medische reden geen mondkapje dragen. Bijvoorbeeld omdat u een longziekte heeft. Dan legt u aan de rijinstructeur of examinator uit waarom u geen mondkapje draagt.”

De leerling of instructeur doet er alsdan wel verstandig aan daarvan vooraf melding te maken, zodat het CBR zich daarop kan voorbereiden, en wellicht ook (om discussie te vermijden) documentatie mee te nemen waar het een en ander blijkt. Bijvoorbeeld een verklaring van een arts.

Mondkapje tijdens de rijlessen. Een brug te ver?

Het CBR is echter, zoals gezegd, een stap verder gegaan en legt feitelijk rij instructeurs en leerlingen de verplichting op om ook tijdens de rijlessen een mondkapje te dragen. Wordt daar niet aan voldaan, dan wordt de leerling geweigerd voor het examen.

Het is evident dat deze regel een vergaande inbreuk op de grondrechten van de leerling en de rij instructeur / ondernemer oplevert. Immers, het CBR probeert hiermee feitelijk leerlingen en rij instructeurs / ondernemers te verplichten een mondkapje te dragen. Dit terwijl de Rijksoverheid terecht heeft geconcludeerd dat zelfs zij een dergelijke verplichting niet kan opleggen zonder een formele wet. Dat blijkt overigens ook wel uit het feit dat het kabinet er uitdrukkelijk voor gekozen heeft, zoals gezegd, momenteel nog geen mondkapjesplicht in te voeren omdat de wettelijke basis daartoe ontbreekt. Het is in die optiek dan ook vreemd te noemen dat een lager overheidsorgaan die beslissing wel neemt en zich daarmee gaat inmengen in de persoonlijke levenssfeer van derden.

Daarnaast kan de vraag gesteld worden of een dergelijke regel wel proportioneel is. Wat heeft het immers voor een zin om een leerling uit te sluiten van een examen als hij (of zijn instructeur) geen mondkapje heeft gedragen tijdens de rijles, als de leerling wel mag participeren als hij geen mondkapje heeft gedragen in de auto bij vrienden, in de klas, in de drukke supermarkt, etc.? Of moet het CBR nu óók gaan eisen dat ook in die (en nog veel andere situaties) een mondkapje wordt gedragen? Het doet ondergetekende voorkomen van niet. Daarmee gaat het CBR namelijk op de stoel van de wetgever zitten en dat is haar taak simpelweg niet.

Gelet op het voorgaande zijn wij van mening dat het voorschrift dat leerlingen en instructeurs een mondkapje dienen te dragen tijdens de rijlessen op straffe van uitsluiting van het examen in strijd is met de Grondwet en daarom niet geldig is. Het CBR zou er dan ook verstandig aan doen om op dit punt wat gas terug te nemen.

Maar ….

Ofschoon de handelswijze van het CBR in strijd is met de Grondwet valt niet uit te sluiten dat rechters deze desondanks zullen billijken. De (lagere) rechters lijken in die zaken praktisch naar de problematiek te kijken en met name te letten op de risico’s voor de volksgezondheid. Er wordt dan eigenlijk een afweging gemaakt van het belang van de individuele burger bij het respecteren van zijn grondrechten tegen het risico van besmetting. Hoe die afweging uitvalt kan van rechter tot rechter verschillen.

Niet uit te sluiten valt een rechter die van mening is dat het CBR (tevens in haar hoedanigheid van werkgever) ook zorg dient te dragen voor de bescherming van haar medewerkers en dat uit dat oogpunt is het opleggen van maatregelen redelijk kan zijn. Voor de maatregel inhoudende tot het dragen van mondkapjes tijdens het examen zal dat overigens sneller het geval zijn dan voor wat betreft de maatregel tot het dragen van mondkapjes tijdens de rijlessen. Met dat laatste punt lijkt het CBR zoals gezegd buiten haar boekje te gaan.

Wat vindt de Rijksoverheid?

Wat opvallend is, is dat op de website van de Rijksoverheid te lezen is dat het dragen van een mondkapje tijdens rijlessen en rijexamens wordt geadviseerd, maar niet wordt verplicht. De overheid lijkt dus het dragen van mondkapje tijdens rijlessen en rijlessen niet te vereisen. Het is dan de vraag of het aan het CBR is om dan verdergaande maatregelen te nemen. Daarbij zal het CBR moeten balanceren op een koord waarbij zij enerzijds de grondrechten moet respecteren en anderzijds haar werknemers moet beschermen.

Conclusie

Betoogd kan worden dat de mondkapjes verplichting van het CBR deels in strijd is met de Grondwet. Deels, omdat de verplichting tot het dragen van een mondkapje tijdens het rijexamen nog wel te verdedigen is (behoudens uitzonderlijke omstandigheden), doch de verplichting voor rijschoolhouders en leerlingen om een mondkapje te dragen tijdens de rijlessen gaat echt een brug te ver. Het CBR zou er dan ook verstandig aan doet tot die tijd wat gas terug te nemen en niet op de stoel van de wetgever te gaan zitten. Anderzijds benijden wij het CBR niet. Zij moet een moeilijke afweging maken tussen de grondrechten van de burgers en de bescherming van haar examinatorenrs.

Het is tot slot wel de vraag hoe zinvol het is om het een en ander aan te vechten. De verwachting is namelijk gerechtigd dat met de Coronawet (en de daarop te volgen besluiten) een mondkapjesverplichting toch een feit wordt.

Bron: rijschoolpro.nl